“Ja, ik had je al een keer eerder zien staan, maar toen zag
ik je bordje Radboud te laat om nog te stoppen.” Ze is stagiaire Arbeids- en Organisatie
psychologie. Maar ze is geen jonge meid. Ik schat haar een paar jaar ouder dan
ikzelf. Ze loopt die stage op een afdeling in mijn gebouw. Ze is
heel lang leidinggevende op een P&O afdeling geweest, maar nu toe aan iets
nieuws.
Gisteren was het haar laatste werkdag op haar vorige
werkplek, waar ze uiteindelijk nog geen jaar heeft gewerkt. Het ging daar niet
goed met haar leidinggevende. “Ze hadden mij daar nooit moeten aannemen op die
functie”, zegt ze. “Wat is er gebeurd dan?” vraag ik. Dan vertelt ze dat zij
binnen die instelling dingen opmerkte die beter konden. In overleg met haar
leidinggevende mocht ze een plan schrijven voor een soort reorganisatie. Dat
vond ze mooi om te doen en ze had er vanuit haar ervaring goeie ideeën over.
Maar toen ze het plan voorlegde aan haar leidinggevende werd het de grond in
geboord. “Het was zeker een heel goed plan?”, vraag ik sarcastisch. “Het was gewoon
goed”, glimlacht ze, “ik denk dat ze zich bedreigd en aangevallen voelde, wat
niet mijn bedoeling was”. “Tja”, zeg ik, “als leidinggevende moet je wel soms
even kunnen slikken.” Ze kijkt me aan met een blik van “jij snapt het”.
Als we de patiënten-parkeergarage binnenrijden zegt ze dat
ze hier heel veel is geweest in haar leven. “Ja, ik heb een soort haat-liefde
verhouding met het Radboud”, zucht ze. Dit is namelijk haar tweede stage binnen
het ziekenhuis, maar daarnaast kwam ze hier ook heel veel toen haar man hier twee jaar lang onder behandeling was voor acute leukemie. Ze vertelt over de vele
ziekenhuisbezoeken en terwijl ik de deur naar mijn afdeling openmaak vraag ik
met goede hoop: “Maar gaat het nu weer goed met hem?” Ze antwoordt: “Nee, hij is
overleden”. En er zit niks anders op dan met een nogal ongemakkelijk gevoel
haar te bedanken en een fijne dag te wensen. Soms, eindigt een lift te vroeg.