Beste volger,
De blogs over de ontmoetingen tijdens het liften naar het werk gaan voortaan verder onder de naam "Liftgeluk"!
Je kunt de blogs nu volgen door je met je emailadres in te schrijven op www.liftgeluk.nl of like de Facebookpagina Liftgeluk.
Deze blogsite zal ik binnenkort sluiten.
Hartelijke groet,
Marjan
Liften naar je werk
vrijdag 25 april 2014
maandag 7 april 2014
Een beetje anders dan anders
7
april 2014
Vandaag loopt het allemaal een beetje anders. Eigenlijk ben
ik op maandag vrij, maar vandaag moet ik werken. Door omstandigheden kan ik pas
heel laat gaan liften. Dat de spits al voorbij is, merk ik heel goed. Er is een
stuk minder verkeer op de weg en in de auto’s die voorbij rijden zitten vaker
twee personen dan één. Toch weet ik zeker dat het me ook vandaag gaat lukken om
snel liftend op het werk te komen. Leuk om te merken dat dat vertrouwen in de
loop der tijd zo is gegroeid.
Een man mindert zijn snelheid en gebaart uitgebreid naar me
dat hij niet bij het Radboud moet zijn. Dat doen chauffeurs wel vaker. Ze
willen dan graag laten weten dat ze mijn kant niet op moeten, maar dat ik
anders zeker mee had gemogen. Ik kan dat altijd wel waarderen. Ik trek mijn
schouders op en lach er vriendelijk bij, waarmee ik wil zeggen “niks aan te
doen, volgende keer beter”. Een paar seconden later blijkt hij toch gestopt. “Ja,
ik realiseerde me op het laatste moment dat ik toch dichterbij kwam dan ik in
eerste instantie dacht”, zegt hij. Hij moet op de Jacobslaan zijn. Dan is het nog wel
even lopen naar het Radboudumc, maar ik besluit toch gebruik te maken van zijn
aanbod. Hij is psycholoog dus we kletsen wat over de opleiding die we allebei
in Nijmegen gevolgd hebben.
Als we de Jacobslaan opdraaien blijkt de weg vanaf
een bepaald punt opgebroken vanwege wegwerkzaamheden. Maar gelukkig precies net
na het adres waar hij moet zijn. Hij parkeert en ik stap uit en bedank hem. Ik
heb me ondertussen voorbereid op het feit dat ik dit laatste stuk moet lopen.
Het is prachtig weer. Ik besluit er een fijn wandelingetje
van te maken en zet er een muziekje bij op. Het is heel erg rustig in de wijk vanwege
de wegwerkzaamheden. En dan, ik ben amper 100 meter verder, stopt er een verdwaalde
auto naast me. Ik doe mijn oordoppen weer uit, de chauffeur draait zijn raampje omlaag
en vraagt: “Mevrouw, weet u de weg naar het Radboud?”. Dat weet ik wel. En nog
geen vijf minuten later stap ik uit in de patiënten-parkeergarage.
woensdag 2 april 2014
Jou zie ik toch nooit meer
2 april 2014
Een mooie, charmante vrouw stopt voor me. Lang, donkerbruin haar. Eind dertig. Ik doe de gordel om en ruim mijn liftbordje op in mijn tas. In de veronderstelling dat ze op weg is naar haar werk vraag ik: “Waar moet je zijn in het Radboud?” Ik merk dat ik haar met deze vraag nogal overrompel en ze zegt ineens heel erg verlegen: “Euh…nou ik…euh….moet er zijn voor…euh…..IVF”. Oeps. Die zag ik niet aankomen. Ik besef me dat zelfs deze op het eerste gezicht zo onschuldige vraag, iemand best in verlegenheid kan brengen. En ik zeg haar ook dat dat niet mijn bedoeling was. Ze kijkt me aan en zegt: “Geeft niks hoor. Kijk, tegen vrienden en familie vertel ik niet dat we in dit traject zitten, maar jou zie ik toch nooit meer.”
En dat is precies wat ik zo bijzonder vind aan deze ontmoetingen. Je stapt echt even in het leven van een vreemde. Heel kort, maar soms best persoonlijk en intens. En dan stap je er weer uit. Wijzer, geïnspireerd of een beetje vrolijker dan daarvoor. Om allebei weer in de anonimiteit te verdwijnen.
Dit wordt de tweede IVF-poging. De eerste was wel gelukt, maar niet goed afgelopen. Ze heeft al een zoon van 11 jaar. Toen ze hem kreeg zat ze in een hele drukke baan. Nu heeft ze dat beter voor zichzelf geregeld, hebben ze een huis gebouwd en is nog een kindje erbij heel erg welkom. Maar ja, nu lukt het niet. Ze beseft wel dat ze gezegend is omdat ze al een zoontje heeft. Nu ze in dit IVF-traject zitten ontmoet ze veel mensen bij wie het helemaal niet lukt en die waarschijnlijk ongewenst kinderloos blijven. Ook bij haar zusje is dat waarschijnlijk het geval. Ze vertelt: “Mijn zusje kan helemaal niet omgaan met alle pasgeboren baby’s om haar heen. Ze begint zichzelf heel erg terug te trekken van haar familie en vrienden.” Het is ook zo oneerlijk.
Een mooie, charmante vrouw stopt voor me. Lang, donkerbruin haar. Eind dertig. Ik doe de gordel om en ruim mijn liftbordje op in mijn tas. In de veronderstelling dat ze op weg is naar haar werk vraag ik: “Waar moet je zijn in het Radboud?” Ik merk dat ik haar met deze vraag nogal overrompel en ze zegt ineens heel erg verlegen: “Euh…nou ik…euh….moet er zijn voor…euh…..IVF”. Oeps. Die zag ik niet aankomen. Ik besef me dat zelfs deze op het eerste gezicht zo onschuldige vraag, iemand best in verlegenheid kan brengen. En ik zeg haar ook dat dat niet mijn bedoeling was. Ze kijkt me aan en zegt: “Geeft niks hoor. Kijk, tegen vrienden en familie vertel ik niet dat we in dit traject zitten, maar jou zie ik toch nooit meer.”
En dat is precies wat ik zo bijzonder vind aan deze ontmoetingen. Je stapt echt even in het leven van een vreemde. Heel kort, maar soms best persoonlijk en intens. En dan stap je er weer uit. Wijzer, geïnspireerd of een beetje vrolijker dan daarvoor. Om allebei weer in de anonimiteit te verdwijnen.
Dit wordt de tweede IVF-poging. De eerste was wel gelukt, maar niet goed afgelopen. Ze heeft al een zoon van 11 jaar. Toen ze hem kreeg zat ze in een hele drukke baan. Nu heeft ze dat beter voor zichzelf geregeld, hebben ze een huis gebouwd en is nog een kindje erbij heel erg welkom. Maar ja, nu lukt het niet. Ze beseft wel dat ze gezegend is omdat ze al een zoontje heeft. Nu ze in dit IVF-traject zitten ontmoet ze veel mensen bij wie het helemaal niet lukt en die waarschijnlijk ongewenst kinderloos blijven. Ook bij haar zusje is dat waarschijnlijk het geval. Ze vertelt: “Mijn zusje kan helemaal niet omgaan met alle pasgeboren baby’s om haar heen. Ze begint zichzelf heel erg terug te trekken van haar familie en vrienden.” Het is ook zo oneerlijk.
Als we er bijna zijn wens ik haar succes en uiteraard heel
veel geluk. “Wie weet trekken jullie straks met z’n vieren in het nieuwe huis”.
“Met z’n vieren?” zegt ze lachend, “nog liever met z’n vijven!” Ik hoop het
voor haar.
zaterdag 29 maart 2014
Haat-liefde
19 februari 2014
“Ja, ik had je al een keer eerder zien staan, maar toen zag
ik je bordje Radboud te laat om nog te stoppen.” Ze is stagiaire Arbeids- en Organisatie
psychologie. Maar ze is geen jonge meid. Ik schat haar een paar jaar ouder dan
ikzelf. Ze loopt die stage op een afdeling in mijn gebouw. Ze is
heel lang leidinggevende op een P&O afdeling geweest, maar nu toe aan iets
nieuws.
Gisteren was het haar laatste werkdag op haar vorige
werkplek, waar ze uiteindelijk nog geen jaar heeft gewerkt. Het ging daar niet
goed met haar leidinggevende. “Ze hadden mij daar nooit moeten aannemen op die
functie”, zegt ze. “Wat is er gebeurd dan?” vraag ik. Dan vertelt ze dat zij
binnen die instelling dingen opmerkte die beter konden. In overleg met haar
leidinggevende mocht ze een plan schrijven voor een soort reorganisatie. Dat
vond ze mooi om te doen en ze had er vanuit haar ervaring goeie ideeën over.
Maar toen ze het plan voorlegde aan haar leidinggevende werd het de grond in
geboord. “Het was zeker een heel goed plan?”, vraag ik sarcastisch. “Het was gewoon
goed”, glimlacht ze, “ik denk dat ze zich bedreigd en aangevallen voelde, wat
niet mijn bedoeling was”. “Tja”, zeg ik, “als leidinggevende moet je wel soms
even kunnen slikken.” Ze kijkt me aan met een blik van “jij snapt het”.
Als we de patiënten-parkeergarage binnenrijden zegt ze dat
ze hier heel veel is geweest in haar leven. “Ja, ik heb een soort haat-liefde
verhouding met het Radboud”, zucht ze. Dit is namelijk haar tweede stage binnen
het ziekenhuis, maar daarnaast kwam ze hier ook heel veel toen haar man hier twee jaar lang onder behandeling was voor acute leukemie. Ze vertelt over de vele
ziekenhuisbezoeken en terwijl ik de deur naar mijn afdeling openmaak vraag ik
met goede hoop: “Maar gaat het nu weer goed met hem?” Ze antwoordt: “Nee, hij is
overleden”. En er zit niks anders op dan met een nogal ongemakkelijk gevoel
haar te bedanken en een fijne dag te wensen. Soms, eindigt een lift te vroeg.
donderdag 20 maart 2014
Hebben jullie geen bestemming?
12 maart 2014
Twee mannen. Tja. Ik heb met mezelf de afspraak dat ik niet
bij drie mannen instap. Maar ja, dit zijn er twee. Oneerbiedig gezegd zijn het
“volkse types”. Eens even zorgen dat ze het raampje laten zakken en ik kan
treuzelen bij het afstemmen van de rit, zodat ik een indruk kan krijgen. “Gaan
jullie naar de Weezenhof?” vraag ik. “Nee, maar dat komt wel goed. Stap maar
in.” Mmm….daar kan ik niet zoveel mee. “Waar moeten jullie zijn dan?” vraag ik.
“We hoeven niet in de Weezenhof te zijn, maar we rijden je er wel even heen.” is
het antwoord. Dat vind ik nog steeds te vaag. “Hebben jullie geen bestemming?”,
blijf ik rekken. “Jawel, we moeten op de Hatertseweg zijn, maar we rijden je
wel even tot over de brug.” Ok, dat zegt iets meer. Ik besluit het te
vertrouwen.
De chauffeur, vriendelijk gezicht en haren in model “matje”,
zegt als ik instap: “Het is veilig hoor!”. Ik antwoord: “Tja, ik neem toch een
risico door bij twee mannen in te stappen”. Ze gniffelen en de bijrijder, vrolijke
jongen, beetje glazige oogjes, zegt: “Wel een goeie vraag van je of we geen
bestemming hebben”.
Bij een lift van twee personen merk ik altijd dat de
gesprekken wat oppervlakkiger blijven. Je vraagt dan toch minder snel door over
persoonlijke dingen. Dus we praten veel over liften. Ze vinden het wel een hele
goeie mop, dat ik dit stuk wel vaker lift. Een paar keer tijdens de rit moeten
ze op hun manier hun oprechte verbazing erover uiten. Verder hebben we het over
onze kinderen. De chauffeur heeft twee meiden op school en de bijrijder een
dochtertje op het kinderdagverblijf. Dezelfde groep als mijn zoontje.
Labels:
liften,
mannen,
risico,
vertrouwen,
Weezenhof
vrijdag 14 maart 2014
Als je maar lang genoeg zeurt
12 maart 2013
Een hand krijg ik, voor ik instap. Een jongeman in een klein
autootje stelt zich er netjes bij voor: “Ik ben Lars, ik kan je wel even
afzetten bij het ziekenhuis”. Het is een klein autootje. Driedeurs. Kinderstoeltje
voorin, kinderstoeltje achterin. Hij klapt zijn stoel naar voren, zodat ik me
achterin kan wurmen. Het gaat net.
Hij blijkt huisarts in een wijk vlakbij het Radboudumc. De
afdeling waar ik werk kent hij wel van naam. We praten een hele tijd over
liften en dan vraag ik of hij twee kinderen heeft, gezien de stoeltjes. “Nee”
zegt hij, “vier!”. Oh, dat had ik niet gedacht. Ze blijken zeven, vijf, drie en
een half jaar oud. “Ja”, zegt hij “over die laatste moesten we even wat langer
nadenken”. Snap ik. “Voor mij hoefde het niet zo nodig, maar mijn vrouw wilde
heel graag nog een vierde. En ja, als je dan maar lang genoeg zeurt…..” zegt
hij lachend en ook absoluut cynisch. Hij benadrukt voor de zekerheid nog even dat
hij erg blij is met zijn jongste telg.
Ik vraag “Nou, dan is dit zeker jullie tweede auto, voor de
boodschappen?”. Dat beaamt hij. Ik zeg “Met vier kinderen verandert alles wel
heel erg, praktisch gezien”. “Ja”, zegt hij, “ we hebben nu nog een auto waarin
ze alle vier op de achterbank kunnen. Maar dat zal niet lang meer gaan en dan
wordt het waarschijnlijk zoiets!”. Hij wijst naar een flink taxibusje en we
lachen allebei.
Als ik uitstap wenst hij me een fijne dag en geeft me weer
een hand. Zoals een echte huisarts. Ik voel me gelijk bijna patiënt. Alleen
hebben we het over hem gehad en niet over mij.
maandag 3 maart 2014
Kennis is macht
26 februari 2014
Een goed verzorgde vrouw neemt me mee. Ze is Klinisch Geneticus in het Radboudumc. Ik heb wel een voorstelling van dat vakgebied maar weet er eigenlijk ook helemaal niks van. Zij richt zich specifiek op erfelijke kanker. Het is complexe materie. Ik zeg: “Is dat niet heel lastig, om die materie in begrijpelijke taal uit te leggen aan zoveel verschillende patiënten?” Ze kijkt me even aan met een “onder-ons blik” en zegt “Geloof me, zelfs sommige collega artsen begrijpen de materie niet volledig”. Maar het blijft voor haar zeker het mooiste aan haar vak; de communicatie met de patiënt. Voorlichting dus.
Een andere vraag die gelijk bij me opkomt is of het bij haar
patiëntengroep een thema is of ze willen weten of ze de erfelijke vorm hebben
of niet, ook al zijn er nog geen klachten. Ze antwoordt: “Oh, dat verschilt
heel erg per generatie. De jonge mensen willen het allemaal weten. Die willen
weten waar ze aan toe zijn. Bij de oudere patiënt spelen er meer dingen mee ter
afweging. Zij willen bijvoorbeeld hun kinderen er op geen manier mee belasten.”
Gelukkig heb je tegenwoordig ook veel meer perspectief dan
vroeger als je een erfelijke vorm van kanker hebt en dat maakt het willen weten
wel makkelijker. Vijftien jaar geleden kon je ook weten of je het had, maar
vervolgens kon je niks doen. “En dat is juist de crux”, zegt ze, “kennis is pas
macht, als de patiënt er iets mee kan doen”.
Abonneren op:
Posts (Atom)